De oude Egyptenaren dachten dat alles op aarde werd bepaald door goden.
Als de goden tevreden waren bleef alles goed maar als ze boos of te weinig aandacht kregen, kon er een ramp gebeuren.
Het was dus belangrijk om de goden tevreden te houden.
De farao (koning) stond in direct contact met de goden.
De farao kon dus zorgen voor vrede, vruchtbaar land en welvaart.
Al meteen nadat er iemand koning was geworden begon hij met het bouwen van zijn graf.
Ook werden er tempels gebouwd voor de goden met daarin hun beelden.
De Egyptenaren geloofden dat de beelden echt bezield waren.
Een beeld van een god was niet alleen een beeld van een god, maar ook de god zelf.
De beelden van de goden kwamen in het achterste deel van de tempel.
Dat heette de naos.
De beelden werden elke dag geparfumeerd.
Alleen de farao en de priester mochten de beelden zien.
Een of twee keer per jaar, tijdens speciale feestdagen, mocht het gewone volk de beelden ook zien, als ze naar de Nijl werden gedragen.
De Nijl is een rivier die door heel Egypte stroomt.
Groetjes Jesper.
Groetjes Jesper.